Geef nooit op in letselzaken
Onlangs heeft een cliënt van mij, een vrachtwagenchauffeur die in Frankrijk bijna was verpletterd, 10 jaar na dato alsnog een schikking getroffen met zijn Nederlandse werkgever. Cliënt zelf had het al opgegeven maar dankzij de volharding van de schadebehandelaar die hem al voor mijn bemoeienis bijstond en ondergetekende, hebben we toch nog een stuk rechtvaardigheid weten te bereiken. De cliënt kan het dossier eindelijk sluiten. Lees er meer over in mijn nieuwe blog.
Aangepaste functie na zwaar letsel
Het ongeval waarbij cliënt zwaar letsel opliep vond plaats in Frankrijk bij het bedrijf waar hij regelmatig kwam om grote onderdelen te lossen. De heftruckchauffeur van het betreffende bedrijf had hem niet gezien en reed op hem in, waardoor cliënt tussen de heftruck en zijn vrachtwagen bekneld raakte. Cliënt liep daarbij o.a. ernstig bekkenletsel op en kreeg na het ongeval ook psychische klachten. Na diverse operaties is cliënt in eerste instantie nog in een aangepaste functie teruggekeerd. Uit loyaliteit aan zijn werkgever, maar ook omdat zijn werk als vrachtwagenchauffeur zijn lust en leven was. Dus waren de pijlen in de eerste jaren na het ongeval niet op de werkgever gericht. In het begin bagatelliseerde hij zelfs de aard en omvang van de klachten in de hoop dat hij een aangepaste functie zou krijgen. Die toezegging was hem door zijn werkgever ook gedaan.
Aansprakelijkheid
Een paar jaar later viel hij echter opnieuw uit, waarna hij na twee jaar in de WIA belandde (loongerelateerde WGA-uitkering). Na 2 jaar ziekte zegde werkgever de arbeidsovereenkomst vervolgens op met toestemming van het UWV. Al die jaren werd cliënt bijgestaan door een schadebehandelaar die niet van plan was op te geven. Hij zette in die tijd vooral in op de aansprakelijkheid van de Franse werkgever van de heftruckchauffeur. Daarnaast was er ook veelvuldig contact met de werkgever van cliënt rondom arbeidsongeschiktheid en re-integratie en werd deze aansprakelijk gesteld. Een belangrijke vraag in deze zaak was of dat op tijd was gebeurd waarmee verjaring van de vordering van cliënt zou zijn gestuit. De vraag of dat tijdig en correct was gebeurd, bleek vele jaren later een grote hobbel in de discussie met de verzekeraar van de werkgever.
Kosten
De schadebehandelaar schakelde ondertussen een groot advocatenkantoor uit Twente in. Deze stopte haar werkzaamheden toen de rekeningen niet meer door cliënt betaald konden worden. Ook onenigheid met de Franse verzekeraar van de werkgever van de heftruckchauffeur, maakte dat kosten niet meer werden vergoed. Het Franse recht is zeer slachtofferonvriendelijk. Hoewel werknemer via die weg ook enige vergoeding ontving, dekte dat de schade van cliënt bij lange na niet.
Slecht werkgeverschap
In 2017 klopt de schadebehandelaar bij mij aan. De casus bestond inmiddels uit 4 dikke ordners aan dossiers. Ik heb de Nederlandse werkgever (nogmaals) aansprakelijk gesteld op grond van schending van de zorgplicht ex art. 7: 658 BW (werknemer had een ongeval tijdens de uitvoering van zijn werkzaamheden) en subsidiair op grond van art. 7: 611 BW (zgn. slecht werkgeverschap). Met name dat laatste was een belangrijke troef omdat werkgever naar mijn mening een adequate verzekering had moeten afsluiten voor dit soort calamiteiten. Exceptioneel transport is nu eenmaal gevaarlijk en de kans op ongevallen is groot. Daarnaast is bekend dat het Franse recht, als zich daar een ongeval voordoet zoals nu het geval was, weinig schade vergoedt. Een adequate verzekering om de gevolgen van een ongeval met (zwaar) letsel tot gevolg, ontbrak.
Schikking
De werkgever erkende de aansprakelijkheid niet, waarop ik in 2018 een concept dagvaarding heb opgesteld. Beslist geen gelopen case vanwege diverse vraagstukken waaronder ook de vraag of de vordering op werkgever niet was verjaard. De advocaat van de verzekeraar van de Nederlandse werkgever meldde zich en er ontstond discussie over alle tot dan toe ter tafel gebrachte vraagstukken. Het verweer was dan ook omvangrijk: inhoudelijk (werkgever had niets verkeerds gedaan etc.), een verzekering zou niet nodig zijn, causaal verband zou ontbreken tussen de schade en ‘de fout van werkgever’ (cliënt had na het ongeval ook weer gewerkt en er was veel tijd overheen gegaan) en of de medische klachten van cliënt aan het ongeval gerelateerd waren. Uiteindelijk is er een schikking getroffen. Het voert te ver om over alle details uit te wijden, maar de verzekeraar liep het risico om op een veel hogere schadevergoeding uit te komen en was bereid om de zaak af te kopen. Cliënt wilde na al die jaren ook geen lange procedure met een uitkomst die mogelijk ook niets had kunnen opleveren qua schadevergoeding.
Niet opgeven
Cliënt ontvangt € 75.000 schadevergoeding (zonder erkenning van aansprakelijkheid) en (een groot deel van) de gemaakte kosten voor rechtsbijstand worden vergoed, tegen finale kwijting over en weer. Eerder gemaakte kosten van derden (medisch advies e.d.) zijn door de verzekeraar ook betaald. Alles opgeteld is door de verzekeraar ruim een ton vergoed. Daar bovenop komt nog de al grotendeels ontvangen vergoeding uit de Franse aansprakelijkheidskwestie. Zo zie je maar, soms loont het om – hoe moeilijk ook voor slachtoffers – om niet op te geven.
Metin Inan, letselschade advocaat
Heb jij een vraag over een letselzaak of kan ik je ondersteunen bij een komende of lopende zaak? Neem dan geheel vrijblijvend contact met me op.